De wilde dieren
U bent gewaarschuwd, als u één van deze borden ziet. Op u pad kun je reeën, elanden en wilde zwijnen tegenkomen. Maar ook wolven en vossen zijn geen vreemde in dit gebied. Voor de vogelliefhebbers zijn er kraanvogels, spechten, buizerds etc. Dus neem u verrekijker en fototoestel met telelens mee als u op route gaat.
De eland
De eland is een zeer groot hert, eigenlijk net zo groot als een paard. De lengte is 2.00 - 2.80 cm, schofthoogte is 1.80 - 2.20 cm en weegt zo'n 250 tot 600 kg. In de schemering worden ze actief, maar ook overdag kun je ze tegen komen. Ze leven in bossen maar ook grasvlakten, moerassen en oevers van rivieren zijn ze te vinden. In de zomer zijn ze vaak alleen terwijl ze in de winter juist in kleine kuddes leven. Een eland is een fijn proever. Ze eten licht verteerbare plantaardige kost. Vooral twijgjes, schors in de winter en bladloof, scheuten en waterplanten in de zomer. Ze kunnen tot 5 meter diep duiken om waterplanten te eten. De bronstijd is van eind september tot oktober. Het mannetje blijft bij het vrouwtje tot dat ze bevrucht is en gaat dan weer op zoek naar een ander vrouwtje. Het wijfje krijgt in mei meestal twee jongen, heel soms drie.
De ree
De ree is niet al te groot. Ze heeft een lengte van 110 -130 cm, de schouderhoogte varieerd van 70 - 75 cm, en weegt zo'n 18 - 25 kg. De ree komt voornamelijk voor in gebieden waar bos en grasland elkaar afwisselen. Ze zijn vooral in de schemering en s'nachts actief, maar toch kun je ze overdag ook tegenkomen, alhoewel ze zich dan toch liever schuil houden. Reeën lopen steeds de zelfde routes door het bos. Het voedsel van de ree bestaat hoofdzakelijk uit jonge scheuten van bomen en struiken. Waar ze dol op zijn, zijn bramen. De bronstijd van de ree is in juli en augustus. De draagtijd van de ree is 9½ maand. Ze krijgt 1 tot 3 kalfjes.
Het wild zwijn
Het wild zwijn is iets kleiner als een varken. De lengte is 120 - 160 cm, de schouderhoogte is 80 - 95 cm en het gewicht van zo'n zwijn is tussen de 70 - 200 kg. Het wild zwijn komt het meeste voor in loofbos of gemengd bos. Maar vooral waar eikenbomen en beukenbomen staan en nog een voorwaarde dat er moerassige plekken zijn, waar ze lekker een modderbad kunnen nemen. Het voedsel vind de wild zwijn vooral in de bodem. Het bestaat dan ook uit, wortels, knollen, truffels, insectenlarven, muizen en salamanders. Verder vinden ze de eikels en beukennootjes erg lekker. Om op zoek te gaan naar voedsel, woelt hij met zijn snuit de hele grond om. De bronstijd heet voor de wild zwijn de beentijd. De beentijd is midden in de winter. Er ontstaan behoorlijke gevechten en de overwinnaar paart dan met het vrouwtje, zeug. In april - mei komen de jongen. Een zeug werpt zo'n 3 tot 12 kleintjes.